Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Zekerlijk, dit alles heb ik in mijn hart [1]gelegd, opdat ik dit alles [2]klaarlijk mocht verstaan, dat de rechtvaardigen, en de wijzen, en hun werken [3]in de hand Gods zijn; ook liefde, ook haat, [4]weet de mens niet [uit] al hetgeen voor [5]zijn aangezicht is. 1. Hebr. gegeven, gelijk boven Spreuk.7:2. Dat is, ik heb dit alles ter harte genomen. 2. Of, mocht verklaren. 3. Dat is, de voorzienige regering Gods onderworpen. 4. Dat is, als men oordelen zal naar het uitwendige, hetwelk men dagelijks zo de vromen als de goddelozen ziet overkomen, zo kan niemand daaruit oordelen of hij in Gods gunst of ongunst staat. Veel minder kan hij zulks van een ander oordelen; want de vromen worden in deze wereld zowel geplaagd, ja somtijds meer dan de goddelozen, gelijk Spreuk.9:2 breder volgt. Aangaande de zekerheid, die de kinderen Gods hebben van zijn liefde te hunwaarts, daarvan wordt elders gesproken. 5. Te weten des mensen.